Opeenvolging van voornamelijk lichtgrijze kleistenen met relatief veel ingeschakelde steenkoollagen en een kleiner aantal ingeschakelde grijze en vale, (sub-)hoekige, slecht tot matig gesorteerde, zeer fijn- tot grofkorrelige, kleiige zandstenen. Zowel 'fining upward' als 'coarsening upward' trends zijn waargenomen. Enkele donkergrijze kleisteen intervallen bevatten brakwater fossielassemblages.
Op boorgatmetingen valt de formatie op door zijn relatief gelijkmatige gamma-ray patroon, gecombineerd met sterk zigzag patronen in andere logs. Steenkoollagen kunnen herkend worden als pieken van lage akoestische snelheid, lage dichtheid en een hoge weerstand.
Voornamelijk lacustrien milieu met tussenpozen van moeras en fluviatiele stroomgordel milieus (meanderende en anastomoserende riviersystemen), met sporadische mariene invloeden.
Concordant op de formaties van Klaverbank of Ruurlo. Het contact wordt gekenmerkt door een, naar boven toe, abrupte toename in het klei- en steenkoolgehalte. Dit niveau markeert de top van de algehele 'coarsening upward' trend in het onderste deel van de Limburg Groep. Onshore kan deze grens af en toe moeilijk vast te stellen zijn vanwege het kleiige, plaatselijk steenkoolrijke karakter van de onderliggende Formatie van Ruurlo.
Vrijwel alle formaties van de Limburg Groep kunnen discordant bedekt worden door de onder-Rotliegend, Boven-Rotliegend, Zechstein, Rijnland of Krijtkalk groepen. In de specifieke eenheidsbeschrijvingen worden deze afsnijdingen niet afzonderlijk benoemd. Over grote gebieden is laat-diagenetische roodverkleuring de top van de Limburg Groep tot enkele tientallen meters binnengedrongen. Wanneer een roodgekleurd interval van de Limburg Groep concordant bedekt wordt door een jongere 'red bed' eenheid, kan de exacte grens soms lastig vastgesteld worden.