Grijs tot bruin zeer fijn tot uiterst grof zand (63-2000 µm), lokaal grindhoudend. Donkergrijze tot donkerbruine gelamineerde klei (vrij stevig, siltig, kalkhoudend), plaatselijk glauconiet, schelpresten, laagjes siltig fijn tot grof zand, en dropstones. Aan bekkenranden lokaal dek van grof zand.
Glaciolacustrien, met afzetting van sediment uit suspensie in tongbekkens deels geflankeerd door stuwwallen (bron van grof zand afgezet door massatransport bij slumping van steile oevers; De Gans et al. 1987, 2000).
Veelal scherp contact met voornamelijk grindhoudend fluviatiel zand.
Scherp contact met grof fluviatiel zand (Formatie van Kreftenheye), geleidelijke overgang naar mariene klei (Eem Formatie) of fluvio-lacustriene klei (Formatie van Kreftenheye).