Kwaliteit

De sondeergegevens die via DINOloket beschikbaar zijn, variëren sterk in kwaliteit. De kwaliteit van een sondering en de nauwkeurigheid van de gegevens hangen af van een aantal factoren.

Ten eerste is het van belang of de sondering volgens een gestandaardiseerde norm is uitgevoerd en, zo ja, welke dan is gebruikt: de oude NEN3680 of de recentere NEN5140. Beide garanderen een gestandaardiseerde uitvoering van een sondering met apparatuur van bekende dimensies. Daarom is het lastig, dat bij sommige sonderingen in de database informatie over de gehanteerde norm ontbreekt. Bij sonderingen die vóór het begin van de tachtiger jaren zijn uitgevoerd, is zelfs helemaal geen norm gehanteerd. Daardoor kunnen de gevolgde procedures en de gebruikte apparatuur behoorlijk afwijken van wat we bij gestandaardiseerde sonderingen gewend zijn.

Daarnaast speelt de gehanteerde sondeermethode een rol. Volgens NEN3680 mag de uitvoering van een sondering zowel mechanisch als elektrisch verlopen. NEN5140 daarentegen staat alleen de elektrische sondeermethode toe. Het verschil tussen beide methoden zit in de krachtopname. Bij mechanische sonderingen loopt de kracht via stangen door buizen naar het maaiveld, waar de registratie plaatsvindt. Bij elektrische sonderingen registreren meetelementen in de conus de conusdruk direct.

Ook de datum van uitvoering is bepalend voor de kwaliteit van een sondering. Oude sonderingen zijn vaak minder nauwkeurig dan recente. Met name de kwaliteit van sonderingen die vóór 1982 zijn uitgevoerd - toen er nog geen sprake was van normen - ligt beduidend lager.

Verder is het van belang, of de sondeergegevens digitaal zijn aangeleverd aan DINO. Dat geldt namelijk niet voor alle informatie die in de database ligt opgeslagen. Van veel sonderingen waarover TNO beschikt, is alleen het papieren origineel nog aanwezig. Om de resultaten toch in de database te kunnen opslaan en via DINOloket beschikbaar te stellen, zijn deze sonderingen gedigitaliseerd. Maar papier is kwetsbaar en de leesbaarheid kan na verloop van tijd, bijvoorbeeld door veelvuldig kopiëren, te wensen overlaten. Bovendien kunnen ook tijdens het digitaliseren onnauwkeurigheden in het systeem sluipen. Daarom slaan we sondeerresultaten tegenwoordig rechtstreeks digitaal op. Zo worden ze vanuit het veld in GEF-format aangeleverd aan TNO.

De laatste kwaliteitsbepalende factor is het aantal gemeten parameters. Tijdens het sonderen kunnen verschillende typen metingen worden uitgevoerd. De meest basale sondering meet alleen de conusweerstand. Dat levert inzicht in laagovergangen op, maar geen beeld van de lithologische opbouw van de ondergrond. Dat geldt wel voor sonderingen die de conusweerstand combineren met de plaatselijke kleefweerstand en het wrijvingsgetal. Beschikken we daarnaast ook nog eens over waterspanningsmeetresultaten, dan kunnen we zelfs op centimeter-niveau dunne, weinig doorlatende laagjes onderscheiden.