Lichtgrijs tot geelgrijs matig fijn tot matig grof zand (150-300 µm), lokaal zwak siltig, kalkloos, glimmerloos. In mindere mate dunne leemlagen, humeus, zandig.
Periglaciaal eolisch, beek, lacustrien.
Geleidelijke overgang naar fijner sub- of proglacial zand (Formatie van Peelo) of grover fluviatile zand (Formatie van Urk, Laagpakket van Tynje).
De bovengrens is scherp waar de eenheid wordt bedekt door keileem (Formatie van Drente, Laagpakket van Gieten). Dit is het geval in een groot deel van Noord-Nederland en offshore ten noorden van de Waddeneilanden. Daar waar keileem ontbreekt, wordt de grens bepaald op basis van de toename Scherp, waar de eenheid bedekt wordt door keizand (Laagpakket van Gieten, Formatie van Drente). Waar de zanden van de Formatie van Boxtel de bovenliggende eenheid vormen, is de overgang gradueel. De grens met de Formatie van Boxtel kan getrokken worden bij het voorkomen van glaciaal materiaal in de grinden.