Afwisseling van witte, lichtgrijze of roze, massieve kalkhoudende zandstenen, donker-(bruin)grijze tot zwarte, silt- en kleistenen en frequente steenkoollagen.
In het basale interval bestaat de formatie uit een karakteristiek patroon van opeengestapelde 'coarsening upward' opeenvolgingen. In het jongste deel verandert dit patroon in een combinatie van 'coarsening upward' en 'fining upward' opeenvolgingen. Zandstenen zijn opeenstapelingen van geulopvullingen in lagen van 3 tot 25 m dik, geconcentreerd aan de toppen en bases van de afzettingscycli. Zandstenen bestaan voornamelijk uit kleiig, subhoekig, matig tot goed gesorteerd, zeer fijn- tot grofkorrelig zand. In sommige intervallen zijn de zanden conglomeraatachtig en vrij van kleiige matrix. Kleisteen intervallen zijn siltig of zeer fijnkorrelig zandig en kalkhoudend. Boorkernen laten kleinschalige 'coarsening upward' cycli zien die bedekt worden door zand-/siltsteenlagen, steenkoollagen of bodemlagen. Steenkoollagen zijn zelden meer dan 3 m dik en maken ongeveer 1 tot 5% uit van de formatie.
Afwisseling tussen slecht afwaterende deltavlakte en lacustrien bekken met af en toe mariene incursies (Guion 1988; Cowan 1989; Collinson 1993).
De basis van de zandsteenlaag die onder de diepste steenkoollaag ligt, of de laagste steenkoollaag als er geen zandsteen ontwikkeld is. De afzettingen van de onderliggende Millstone Grit Formatie zijn vergelijkbaar, maar bevatten geen steenkoollagen.
Concordant bedekt door de Formatie van Maurits. Op de grens veranderd de opeenvolging abrupt in een dik kleisteen interval, doorgaans met veel ingeschakelde steenkoollagen.