Opeenvolging van donkergrijze, bruingrijze of zwarte kleistenen die overgaan in grijze of vale siltstenen en zeer fijnkorrelige zandstenen. Groot aantal opeengestapelde 'coarsening upward' cycli van 20 tot 300 m dik, met een algehele 'coarsening upward' trend. De kleisteen intervallen aan de basis van sommige cycli bevatten open-mariene of brakwater fossielen (goniatites, Lingula). Fijn- tot middengrofkorrelig, (sub-)hoekige, matig tot goed gesorteerde zandstenen zijn beperkt tot de top van sommige cycli. In het Peelgebied en Gelderland bestaan sommige zandsteen intervallen uit grofkorrelig zand en conglomeraten.
Steenkoollagen zijn doorgaans beperkt tot het bovenste deel van de afzettingscycli en zijn doorgaans enkele dm dik (kunnen tot 2 m dik zijn).
Mariene incursies, gevolgd door een prograderende delta.
Een algehele regressie zorgde ervoor dat de verbreiding van de delta's beperkt bleef tot het midden van het bekken. Het werd opgevolgd door een kust- en riviervlakte-afzetting. Steenkool lagen ontstonden in deltavlakte moerassen. Kleien, silten en zeer fijnkorrelige zanden werden afgezet in het distale deel van het bekken, en op de deltavlakte als kom afzettingen.
Getrokken aan de basis van de onderste steenkoollaag en vormt het contact met de Geul Subgroep.
Getrokken aan de basis van de zandsteen- of zandige siltsteenlaag die de top van de bovenste dikke 'coarsening upward' trend afsnijdt. Het valt samen met een verschuiving in log patronen (gamma-ray, sonic, weerstand, etc.) naar gecombineerde klok-trechtervormige patronen. De overgang naar de bovenliggende Formatie van Ruurlo wordt gekenmerkt door de overgang van dikke 'coarsening upward' opeenvolgingen naar dunnere, gecombineerde 'coarsening upward' en 'fining upward' cycli.