Grijsbruin matig tot uiterst grof zand (210-2000 µm), grindig, glimmerhoudend, roze en bonte componenten in zand- en grindfractie, instabiele zware mineralen, verfijning naar het noordwesten. Grijze tot blauwgrijze klei, siltig, plaatselijk dunne zandlaagjes. In mindere mate lags van grijsbruin en roodbont fijn tot zeer grof grind (2-63 mm).
Vlechtend en meanderend fluviatiel (Rijn en Maas), inclusief geulbodem (grindlags) en geul (grof zand), bank, restgeul, verlaten meanderbocht en crevasse.
Veelal gemarkeerd door een grove, grindhoudende geulbodemafzetting, in het zuidelijke bereik door een roodbruine neerslag van ijzerhydroxiden. Discordant, veelal scherp contact met bleker, grijzer en fijner (kleiiger) zand (Formaties van Appelscha, Stramproy, Peize en Waalre). Plaatselijk, scherp contact met pre-Kwartair rivierzand (Kiezeloöliet Formatie) of marien sediment.
Discordant, veelal scherp contact met bleker, grover en grindrijker rivierzand (Formaties van Beegden, Urk en Kreftenheye), heterogeen glaciaal sediment (Formatie van Drente), schelprijker marien zand (Eem Formatie), veel fijner periglaciaal zand (Formatie van Boxtel) of gestuwde eenheden. Lokaal is de overgang naar de Formaties van Urk en Kreftenheye diffuus.