Grijs matig fijn tot zeer grof zand (150-420 µm), veelal kalkhoudend, met mariene schelpen en plaatselijk schelpenlagen. Donkergrijze tot groengrijze klei, veelal kalkhoudend, met mariene schelpen en plaatselijk schelpenlagen. In mindere mate schelpenbanken, diatomiet.
In voormalige glaciale bekkens, opeenvolging van ondiep zoetwater (lokaal diatomiet) naar brakwater (organische siltige klei) naar open marien (schelphoudend zand en klei), aangestuurd door zeespiegelrijzing, gevolgd door hernieuwd brakwater en ondiep zoetwater, aangestuurd door verondieping en verlanding als gevolg van zeespiegeldaling en sedimentatie (Cleveringa et al. 2000; Van Leeuwen et al. 2000; De Gans et al. 2000). Elders, vooral offshore, veelal open (ondiep) marien.
Lokaal diatomiet of gyttja aan basis. Geleidelijke overgang naar glaciolacustriene klei (Laagpakket van Uitdam, Formatie van Drente). Scherp contact met keileem (Laagpakket van Gieten, Formatie van Drente), schelpenarme fluviatiele afzettingen (Formaties van Kreftenheye (Laagpakket van Twello), Urk en Sterksel), of Neogene sedimenten (mariene Formaties van Oosterhout, Rupel en Dongen, fluviatiele Formatie van Waalre).
Sterk variabel. Veelal, scherp en discordant contact met doorgaans kalkloos periglaciaal eolisch en beekzand, grove fluviatiele geulafzettingen (Formatie van Kreftenheye), of getijgeulafzettingen (Formatie van Naaldwijk). Geleidelijke tot diffuse overgang naar fluviatiel omgewerkt zeezand uit de Eem Formatie (Laagpakket van Ockenburg, Formatie van Kreftenheye) of getijzand en -klei (Formatie van Naaldwijk). Lokaal, geleidelijke overgang of scherp contact met veen uit Eemien en Weichselien (Formatie van Woudenberg) of scherp contact met Holoceen veen (Basisveen Laag, Formatie van Nieuwkoop).